In het natuurgebied aan de Stokkerweg parallel aan de Berkel, is een oeverzwaluwwand gegraven. Over een lengte van 35 meter in een al in het landschap aanwezige plotselinge verhoging. De wand is zo’n twee meter hoog en nu geschikt als potentiële nestelplek voor oeverzwaluwen. De natuur laat zich niet dwingen. Maar het is wel is de bedoeling dat zich in de wand oeverzwaluwen gaan vestigen die het deels met riet dicht begroeide meertje als foerageergebied gebruiken.
De afgraving gebeurde onder toezicht van Jan Borckink namens de Wild Beheer Eenheid en Guus ten Brinke die over het onderhoud en beheer van Marke Mallem gaat. Tegelijkertijd werd voor de wand een geul gegraven, dit op verzoek van het Waterschap Rijn en IJssel. De geul dient ter compensatie van het volume voor waterberging dat verloren is gegaan met de aanleg van een schaapskooi elders in het gebied van Marke Mallem.
De oeverzwaluw heeft zich gespecialiseerd in het jagen laag boven water op kleine insecten, zoals knutten, bladluizen en kleine kevers. Hiermee onderscheidt hij zich van de meeste andere zwaluwsoorten die op grotere insecten jagen en bestaat er weinig onderlinge voedselconcurrentie. De oeverzwaluw jaagt vaak laag boven het water op insecten die afhankelijk van water zijn voor hun voortplanting.
De oeverzwaluw broedt in kolonies in tunnels van tien centimeter tot ruim een meter, die hij uitgraaft in zand of grind in steile oevers, afgravingen en gronddepots. Over het algemeen wordt elk jaar een nieuw nest uitgegraven, maar het komt voor dat een oeverzwaluw een oud nest verder uitgraaft voordat hij deze gebruikt voor een nieuw broedjaar